De UVA en het belang van kerntaken

Afgelopen 15 jaar vlogen steeds meer (semi-)publieke organisaties de bocht uit. Denk aan het Maasstad ziekenhuis, Amaranties en de woningcorporaties. Maar ook op universiteiten rommelde het behoorlijk. Hoe kan het gebeuren dat steeds meer  organisaties vervreemden van de taak waarom ze eigenlijk op aarde zijn, en dat het publiek zich mateloos kan opwinden over de misère die is ontstaan? Van je eigen fouten en die van anderen leer je, zou je denken. Er is echt iets aan de hand, waardoor het (uiteindelijk) structureel fout gaat. Onderstaand voorbeeld geeft het antwoord; het betreft de Vrije Universiteit van Amsterdam. ‘De affaire rondom dit instituut kwam in de publiciteit via NRC Handelsblad, waarin werd gemeld dat de VU in een bestuurlijke crisis verkeerde.

Onvoldoende voor kwaliteit

Aanleiding was een verschenen rapport, dat in handen was gekomen van deze krant, waarin hard wordt geoordeeld over het onderwijs op de VU. De belangrijkste kritiekpunten: ‘de onderwijsvisie is onvoldoende concreet’, ‘het beleid is te lang gericht geweest op groei’ en ‘er bestaat weinig aandacht voor informele contacten, vooral niet tussen de leiding en de werkvloer’. In het rapport, dat door externe onderzoekers was opgesteld, stond verder dat de VU op dit moment zou zakken voor de zogenoemde instellingstoets die door alle universiteiten wordt gedaan. De meerderheid van het college van decanen had geen vertrouwen meer in het college van bestuur, het hoogste bestuursorgaan. Zij hadden daarom een brandbrief aan de raad van toezicht gestuurd. In een ingezonden brief, geschreven door betrokken medewerkers van de VU, deze is daarna door NRC Handelsblad gepubliceerd, werden de problemen die speelden onderschreven. In deze brief wordt gesprokenen over drie pijlers waarop volgens de auteurs deze vermarkting rustte. De eerste is de introductie van een bedrijfsmatig bestuursmodel, dat haar formele beslag kreeg in de wet Modernisering Universitair Bestuur in 1998. Hiermee werd de autonomie van faculteiten en de zeggenschap van wetenschappers en studenten de das omgedaan. De universiteit kwam in handen van een nieuwe laag van professionele managers, die geschoold waren in de filosofie van het zogenoemde New Public Management. Uitgangspunt voor hen was dat het runnen van een universiteit of een commercieel bedrijf hetzelfde is. Studenten werden cliënten, diploma’s het product, wetenschappers en docenten de productiemedewerkers.

Tweede peiler

De tweede pijler is het nabootsen van een markt voor universitair onderwijs, met name door een financieringssysteem dat universiteiten beloont voor het aantal uitgereikte diploma’s. De derde pijler ten slotte is de zogenoemde ‘financialisering’ van de universiteiten. Deze strategie komt er kort gesteld op neer dat de universiteiten steeds meer moeten lenen op de kapitaalmarkt voor o.a. nieuwbouw. Banken zijn daardoor achter de schermen belangrijke financiers van universiteiten geworden.

Extensivering

Uiteraard werd door de voorstanders van dit beleid alleen maar goeds verwacht: de universiteiten zouden er beter en efficiënter van worden. Wie echter nuchter en realistisch is, moet constateren dat de gevolgen funest zijn. Voor bestuurders die de universiteit als onderneming beschouwen, staat niet de kwaliteit van het onderwijs centraal, maar vooral rendement en efficiency. Het resultaat is extensivering (grote hoorcolleges en beperking van intensieve begeleiding), schaalvergroting (neiging tot grote, brede opleidingen met catchy maar nietszeggende titels) en reductie van arbeidskosten (de inzet van jonge onervaren docenten met tijdelijke contracten). Ook het effect van de universiteit als schuldenaar moet hierbij niet worden onderschat: universiteiten dienen nu rekening te houden met hun kredietwaardigheid, die ook afhangt van de beoordeling van het beleid.

Science in transition

Verder wordt in deze brief geschreven: ‘Het twintig jaar geleden ingezette beleid van marktwerking in de (semi)publieke sector heeft ook in het hoger onderwijs weinig goeds gebracht. De managers die ervan hebben geprofiteerd lijken nog volkomen in de fase van ontkenning te zitten, maar aan de VU gelooft het ‘personeel’ er al lang niet meer in. De door ons aan de kaak gestelde problemen zijn niet specifiek voor de VU. Ook zijn zij niet slechts het gevolg van falende bestuurders of ondoordachte beleidsplannen. Deze crisis legt een veel breder en structureler probleem bloot: de volkomen uit de hand gelopen ‘vermarkting’ van het academisch onderwijs en onderzoek, en het daarbij behorende model van de ‘managers-universiteit’. Uiteraard verzetten wij ons tegen manifestaties daarvan aan onze eigen universiteit, maar de problemen spelen op alle Nederlandse universiteiten.’ aldus de auteurs van de ingezonden brief (bron: NRC Handelsblad). Belangrijkste conclusie: terug naar de kerntaken. En jezelf meer legitimeren door het vooral niet mooier te maken dan het is. HET IS WAT HET ISScience in transition is in dat opzicht een goed initiatief om de boel weer recht te breien, maar of dat lukt?

Related Posts